Voornamen en Familienamen

Het belangrijkste gegeven van een voorouder is ongetwijfeld zijn naam. Bij uw onderzoek naar uw voorouders bent u allereerst uit op het vinden van hun namen. Als u alleen al de namen van uw voorouders zou weten en dat veel verder terug in de tijd dan de beschikbare bronnen toestaan, dan zou dat al ruimschoots opwegen tegen het gemis aan welke andere gegevens ook. Maar ja, zo gaat het nu eenmaal met.
De naam van een persoon staat voor die persoon. Ontneemt men iemand zijn naam, dan heeft hij of zij eigenlijk geen identiteit meer. Een mens zonder naam bestaat met.
Namen zijn met alleen in de wereld om de ene mens van de andere te onderschelden, maar ook om het unieke van de drager ervan aan te geven.
Het eerste geschenk dat iemand krijgt is zijn naam. Tegenwoordig heeft iedereen in Nederland een familienaam en een of meer voornamen. Voor de wet is de familienaam de belangrijkste. Dat is niet altijd zo geweest. Daarom vertellen we hier een en ander over de menselijke namen en de ontwikkeling ervan.

Voornamen

De eerste mens had een naam. Hij heette gewoon ‘mens' (Adam betekent mens). De naam van de eerste vrouw was 'moeder' (Eva betekent moeder).
In de oudste menselijke samenlevingsvorm, de familie, de drie of vier generaties afstammelingen van een voorvader, zal de ene naam de belangrijkste aanduiding van een persoon zijn geweest. In sommige oude beschavingen kregen alleen de jongetjes een naam mee; dat was oorspronkelijk ook het geval bij de Romeinen. Daar waren voor de mannen ook maar weinig voornamen mogelijk: in de eerste eeuw v.Chr. slechts achttien.
De voornaam is in Nederland de belangrijkste persoonsaanduiding gebleven tot 1811, toen de familienaam officieel werd ingevoerd.

Wensnaamgeving

Aan de naamgeving was veelal een wens ten aanzien van het geboren kind of een verwachtingspatroon verbonden. De tegenwoordig vaak hoogdravend aandoende betekenissen van namen, die te vinden zijn in de vele voornamenboeken en -boekjes, wijzen daar nog op.
In de bijbel is veelvuldig sprake van bewuste naamgeving, waarbij de moeder een al dan niet nobele wens uitsprak. Zo blijkt uit de namen van de twaalf zonen van aartsvader Jakob de onderlinge rivaliteit tussen de twee vrouwen en moeders om de meeste kinderen ter wereld te brengen. Maar niet alleen bij de joden, ook bij de Grieken, Romeinen en Germanen bestond een dergelijke wensnaamgeving. Naarmate het namenbestand echter minder flexibel werd, verdween met het voortdurend veranderen van de gewone spreektaal het gevoel voor de oorspronkelijke betekenis(sen) van een naam. Daarnaast werden er ook namen uit andere talen overgenomen, waarvan men de betekenis helemaal niet meer begreep. De naam ging hoe langer hoe meer een eigen leven leiden. De ligging in het gehoor werd belangrijker dan de betekenis.

Vernoeming

Een van de wensnaam afgeleide naamgeving was de vernoeming. Oorspronkelijk wenste men voor de boreling dezelfde eigenschappen als degene bezat naar wie hij of zij werd vernoemd. De vernoemde was dan in de meeste gevallen al overleden. De joden kenden de vernoeming al. Ook de Grieken en Romeinen kenden haar, in die zin dat de oudste zoon vaak naar de vader werd vernoemd.
Onder invloed van het christendom en plaatselijke tradities vond de vernoeming in Nederland langzamerhand steeds meer plaats volgens vaste patronen. De oudste zoon werd vernoemd naar de vader van de vader, de tweede zoon naar de vader van de moeder, de oudste dochter naar de moeder van de vader, de tweede dochter naar de moeder van de moeder, en volgende zoons en dochters naar respectievelijk broers en zusters van vader of moeder. Als grootouders al waren overleden, dan gingen zij voor bij de vernoeming. jong overleden kinderen werden op die manier direct vernoemd bij een volgend kind.
Het gebruik van vernoeming heeft de vormen van namen enigszins bevroren. Het kleinkind kreeg immers dezelfde naam als de grootouder.
Tot voor kort kregen de meeste Nederlanders hun voornamen door middel van vernoeming. Er zijn dan ook stamreeksen waarin generaties lang om en om slechts twee voornamen voorkomen. Bij uw genealogisch onderzoek kunt u enige steun ontlenen aan de regels van de vernoeming. Soms kunt u op grond daarvan raden hoe grootouders hebben geheten. Om hier echter echt mee te kunnen werken, zijn indexen op voornamen nodig. En die zijn zeldzaam.

Soorten voornamen

In Nederland bestaan wat herkomst betreft twee soorten voornamen: oorspronkelijke Germaanse namen en later geïmporteerde namen. Veel thans nog gebruikte namen zijn direct of indirect Germaans van oorsprong. Een afzonderlijke categorie daarin vormen de Fries-Groningse namen. Hierbij gaat het meestal om sterk verkorte vormen (koos-, vlei- of bakernamen) van oorspronkelijk meer uitgebreide Germaanse namen. Van der Plank, de schrijver van het Namenboek deelt de Germaanse namen in, waarbij hij onderscheid maakt tussen: De meest gedragen namen komen echter van elders. Deze importgroep valt uiteen in (1) oude oosterse namen, voornamelijk van joodse oorsprong, (2) Griekse namen, (3) Romeinse namen en (4) moderne modegevoelige namen. De onder (1), (2) en (3) genoemde namen zijn met de komst van het christendom binnengekomen, vele daarvan in de vorm van Latijnse heiligennamen. Vanaf de beginjaren van de Kerk was de kerktaal, althans in het westelijk deel van het Romeinse Rijk, het Latijn. In de middeleeuwen zijn via de ridderromans ook nog Keltische en Oud-franse namen overgenomen. Dit zouden we de eerste modegevoelige namen kunnen noemen. Het gebruik van modenamen begon vooral in de negentiende eeuw toen eerst Slavische en Scandinavische en later allerlei andere exotische namen hun intrede deden.

Familienamen

Veel mensen zijn van mening dat pas door Napoleon de familienamen in Nederland zijn ingevoerd. Dat is echter maar ten dele waar. Want wat hij op 18 augustus 1811 verplicht stelde, was dat mensen die nog geen familienaam hadden, binnen twee jaar er een moesten aannemen en laten registreren. Op grond van hetzelfde besluit werden alle reeds in zwang zijnde namen vaste familienamen. Voor de overheid werd de familienaam zelfs de belangrijkste naam.
Voor 1811 was de enige basis voor het gebruik van een familienaam de bekendheid ervan bij plaatsgenoten. De namen konden in feite naar believen gewijzigd worden. Vaak gebeurde dat ook bij een verhuizing van de ene plaats naar de andere. Overigens hadden de meeste Nederlanders in 1811 al min of meer een vaste familienaam. Het besluit van Napoleon had slechts consequenties voor voornamelijk het platteland van het noorden en oosten van het land en voor de joden.
In Nederland zijn al achternamen bekend sinds de latere middeleeuwen. In oude oorkonden zijn ze meermalen aan te treffen. Het gebruik van min of meer vaste familienamen kwam het eerst in de steden voor. Al in een zeer vroeg stadium moet de voornaam alleen niet voldoende zijn geweest om mensen van elkaar te onderscheiden. Het aantal voornamen was beperkt. In sommige gevallen zelfs behoorlijk beperkt. Dat hing ook samen met de gewoonte om te vernoemen. Neefjes met dezelfde naam moesten van elkaar worden onderschelden. Andere bijkomende nadere aanduidingen kwamen in gebruik. Deze tweede namen werden allereerst ontleend aart het genealogische verband waarin de betrokkenen zich bevonden, dus aan de ouders van de persoon of aan het grotere familie- of stamverband waarin hij of zij was opgenomen. Een dergelijke familie- of stamnaam was op zijn beurt ook weer vaak afkomstig van de voornaam van een voorouder. Vervolgens werden ze ook ontleend aart herkomst of opvallende en bijzondere eigenschappen van de desbetreffende mensen. Dit zijn de wortels van de huidige familienamen.
Familienamen kunnen dus worden ingedeeld op grond van hun historische herkomst. Zo kennen we
  1. patroniemen of matroniemen,
  2. geografische herkomstnamen en
  3. persoonlijke bijnamen.
Die laatste kunnen weer zijn ontleend aart een beroep of functie, een lichamelijk kenmerk of een karaktertrek, en zelfs aan toevallige gebeurtenissen of typische opmerkingen van de persoon zelf, op grond waarvan mensen ook nu nog steeds bijnamen kunnen krijgen.

Patroniemen

Wellicht de oudste vorm van een tweede naam is het patroniem, letterlijk 'naam van de vader'. Deze komt in de tweede naamval na de eigennaam. Een patroniem is in de meeste gevallen nog geen familienaam. Matroniemen (namen van de moeder) komen ook voor. Tijdens de vorming van de vaste familienamen in Nederland gedurende de zeventiende en achttiende eeuw gebruikten de mensen vaak naast elkaar zowel een patroniem als een familienaam: Christiaan Antonissen van den Heuvel, en vervolgens zijn zoon Antonie Christiaansen van den Heuvel. In Groningen is dit verschijnsel nog te zien gedurende de gehele negentiende eeuw.
In Brabant en Limburg kwam het soms voor dat men ook patroniemen van grootouders en zelfs overgrootouders achter elkaar gebruikte. Dan kan zoiets ontstaan als Jan Steven Jan Cornelissen (Jan, de zoon van Steven, de zoon van jan, de zoon van Cornelis). Een dergelijke naam is op zich al een kleine stamreeks.
Patroniemen werden pas vaste familienamen, toen in 1811 de persoonlijke patroniemen als vaste namen werden opgegeven.
De meest voorkomende patroniemen in Nederland zijn: Jansen, Janssen, Jacobs, Hendriks, Willems, Peters, Peeters, Gerritsen, Derksen, Martens, Aarts en Hermans, maar ook Bos (van de Germaanse naam Bos of Boso) en Maas (van Manus). In de drie zuidelijke provincies komen ze relatief het meeste voor.

Herkomstnamen

De geografische herkomstnamen ontstonden toen individuele personen los van hun familieverband gingen verhuizen en door de bewoners van hun nieuwe woonplaats werden aangeduld met de naam van de plaats van herkomst. Zoals de patroniemen zuiver persoonlijke tweede namen waren, zo waren de herkomstnamen dat vaak van een familie zolang deze met nog een keer verhuisde.
Veel herkomstnamen zijn ontleend aan algemene aanduidingen: een dijk, een molen, een heuvel, een beek. Andere zijn letterlijk ontleend aan plaatsnamen; deze categorie komen we veel tegen in de nabijheid van de grote rivieren: Van Eck, Van Lienden, Van Herwijnen, Van Haaften, Van Amerongen, Van Beusichem, Van Maurik, Van Wageningen, enzovoort. Het voorvoegsel 'van' kan ook ontbreken. In sommige gevallen wijst een dergelijke naam inderdaad naar de bakermat van het geslacht.
De meest voorkomende herkomstnamen in Nederland zijn: Dijkstra, Postma, Hoekstra, Veenstra, Wiersma, Zijlstra (met typisch Friese uitgangen), Van der Veen, Van der Meer (Vermeer), Van der Wal, Van der Meulen (Vermeulen), Van den Berg, Van den Brink, Van der Linden, Van de Ven, Van der Helden, Van den Broek, Van den Heuvel, Van Beek, Van VIiet, Van Leeuwen, Van Dam. De voorvoegsels 'van' en 'van de' zijn soms geheel weggesleten; dat is te zien in de Noord-Hollandse achternamen.

Bij- en toenamen

Bij- en toenamen zijn mogelijk ouder dan die uit de twee vorige categorieën, maar als categorie zijn ze moeilijker te definiëren. Een persoonlijke bij- of toenaam kan zijn oorsprong hebben in allerlei uiteenlopende oorzaken. De belangrijkste daarvan zijn beroepsaanduidingen, lichaamskenmerken, karaktertrekken, en relatieve aanduidingen ten opzichte van anderen. Namen die dicht tegen de herkomstnamen aanliggen zijn onder andere De Vries, De Gelder, De Zeeuw, Den Braber, Drenth, enzovoort.
De meest voorkomende bij- of toenamen in Nederland zijn (wat beroepsaanduidingen betreft) Mulder, Smit, Bakker, Brouwer, Dekker, Meijer, De Boer, Visser, Schouten, Kok; in Brabant en Limburg vaak met voor en/of achter de naam een 's': Smulders, Smits. Smeets, Timmermans, Kuypers; (wat persoonlijke aanduidingen betreft) De Vries, De Jong, De Haan, De Groot, De Wit, De Bruin, maar ook Pronk en Vos.
 
In Friesland en de Groningse Ommelanden (die van oorsprong Fries zijn) komen veel namen eindigend op -a voor. In Friesland meer op -ma, -sma, -stra- en inga; in de Ommelanden meer op -(s)ema, -inga en -enga.
Kenmerkend voor familienamen in het Saksische oosten van Nederland is de uitgang -ing of -ink. Deze uitgang is verwant aan de Fries-Groningse uitgang -inga. Zulke familienamen komen voor in Drenthe, Twente en de Achterhoek. Typisch Saksisch zijn ook namen die beginnen met ten-, te of ter, maar ook met de voorvoegsels Old-, Nij-, Klein- en Groot-.
De -ing/-ink- en -inga-namen zijn eigenlijk heel oude Germaanse patroniemen of afstammingsaanduidingen. Ze zijn nog terug te vinden in namen als Merovingen en Karolingen. De -ink-namen zijn in de Achterhoek vaak aan een boerderij verbonden.
In Noord-Holland komen opvallend veel familienamen van slechts één lettergreep voor. In Zeeland zijn veel namen die op -se eindigen.
In het westelijk deel van de Betuwe en in Noord-Brabant lijken de herkomstnamen (beginnend met 'van') te overheersen. In Brabant komen ook veel beroepsnamen voor die beginnen met en/of eindigen op een 's'. In Limburg overheersen de genitiefvormen (tweede-naamvalsvormen), zowel patroniemen als beroepsnamen.


Link naar genealogie (stamboom) van familie de Wit, Verhoeven en Vroegindeweij


In de navigatieblak bovenaan deze pagina, staan de links naar de diverse genealogische overzichten.
Volg de link naar Genealogische Overzichten Startpunt voor alle genealogische overzichten
Volg de link naar de Genealogieën De complete genealogie van de families
Volg de link naar de Familie Web Pages Overzicht van de (individuele) persoonskaarten

Natuurlijk is de familienaam prominent aanwezig in de diverse genealogische overzichten.
Specifieke overzichten zijn :
© Kirsten, Michelle, Pascal, Andre en Monique
Bron : Maak uw eigen stamboom, Gerard van de Nes, ISBN 90-5121-463-4